Onze regering is druk bezig om het rechtsherstel voor BOX III vorm te geven. In dit blog wil ik graag ingaan op de vraag of er wel echt sprake is van rechtsherstel.
Ik zal eerst ingaan op een volgens mij aantal essentiële onderdelen van de uitspraak (voor degene die graag de hele uitspraak willen lezen het vindnummer is ECLI:NL:HR:2021:1963)
In de uitspraak staan volgens mij in de onderstaande onderdelen de essentie, ik heb de volgens mij van belang zijnde onderdelen onderstreept.
“3.5 Het voorgaande overziend oordeelt de Hoge Raad dat, ook met inachtneming van de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt, in redelijkheid niet kan worden gezegd dat het sinds 2017 geldende forfaitaire stelsel de uit artikel 1 EP voortvloeiende proportionaliteitstoets kan doorstaan. Er bestaat niet een redelijke verhouding tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met dat stelsel en de ongelijkheid die wordt veroorzaakt door de vormgeving die de wetgever heeft gekozen voor de verwezenlijking van dat doel. In het bijzonder kan de – op zichzelf begrijpelijke – wens om de uitvoerbaarheid te bevorderen en de belastingopbrengsten op peil te houden, geen voldoende rechtvaardiging bieden voor het aanzienlijke verschil in behandeling tussen degenen die positieve vruchten plukken van hun risicovolle beleggingen, en die ook fiscaal een bevoorrechte behandeling ten deel valt, en degenen aan wie dat fortuin is voorbijgegaan, en aan wie door het stelsel een relatief zware belastingschuld wordt toebedeeld. Hieraan doet niet af dat het forfaitaire rendement in de beide rendementsklassen periodiek kan worden herzien.
3.6.1 Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat voor het met ingang van 2017 geldende forfaitaire stelsel geen toereikende rechtvaardiging is aan te wijzen. Voor degene die, zoals belanghebbende in de onderhavige jaren, door dit forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement leidt dit tot een schending van zijn door artikel 1 EP, in samenhang met artikel 14 EVRM, gewaarborgde rechten.”
Conclusie je mag in het kader van doelmatigheid best met een forfait werken maar het moet wel enigszins binnen de perken blijven. In het bovenstaande arrest werd uiteindelijk het werkelijke rendement (minus de pondsgewijs toegerekende vrijstelling) in de heffing van BOX III betrokken.
Vervolgens ligt de bal bij de regering want er dient rechtsherstel te komen. Ik zal met name even focussen op de voorgestelde manier van heffing. In de kamerbrief van 28 april 2022 van Staatssecretaris Van Rij wordt aangegeven hoe het rechtsherstel aangepakt gaat worden. En met name in bijlage 1 staat een interessante passage. Wederom heb ik de volgens mij van belang zijnde passage onderstreept.
“De onderstaande tabel biedt een overzicht van de gehanteerde forfaits bij het geautomatiseerde rechtsherstel, naar aanleiding van het verzoek van het lid Stoffer. Het forfait op spaargeld is de gemiddelde rente op spaargeld in het belastingjaar. Het forfait op schulden is de gemiddelde rente op uitstaande hypotheekschulden in het belastingjaar. Het forfait op beleggingen is het forfait zoals dat de afgelopen jaren gold voor rendementsklasse II van box 3. Dat is een gewogen gemiddelde van de meerjaarlijkse gemiddelde rendementen op obligaties, aandelen en onroerend goed.
Obligatiehouders, aandelenbeleggers en vastgoedinvesteerders worden op een hoop gegooid. In feite zegt de wetgever ik ga er van uit dat iedereen in gelijke verhoudingen deze beleggingen heeft. Was het niet de HR die in het kerstarrest zei;
“In het bijzonder kan de – op zichzelf begrijpelijke – wens om de uitvoerbaarheid te bevorderen en de belastingopbrengsten op peil te houden, geen voldoende rechtvaardiging bieden voor het aanzienlijke verschil in behandeling tussen degenen die positieve vruchten plukken van hun risicovolle beleggingen, en die ook fiscaal een bevoorrechte behandeling ten deel valt, en degenen aan wie dat fortuin is voorbijgegaan, en aan wie door het stelsel een relatief zware belastingschuld wordt toebedeeld.”
Gaat het rechtsherstel dan hier fout?
Dat vraagt wat verdere duiding. Ten eerste wat is rendement?
De van Dale omschrijft rendement als:
· Opbrengst van een economische activiteit; = winst”.
Het woord opbrengst dan ook maar even via de Van Dale verduidelijkt:
· Hoeveelheid die door iets wordt voortgebracht, oogst van een stuk land: de opbrengst per hectare
· Het bedrag dat een verkoop of inzameling opbrengt: delen in de opbrengst; de opbrengst van een collecte
Dus heb je een pand dat je verhuurt dan is de huur die je ontvangt rendement, bij een obligatie is de rente die je ontvangt rendement en bij een aandeel is het dividend rendement.
En als je het bezit vervolgens een keer verkoopt dan zal de winst die je maakt (of verlies) ook rendement zijn. Wellicht dat op deze manier de toekomstige discussie vermogenswinstbelasting (heffen als bij verkoop winst of verlies echt gemaakt wordt) en de vermogensaanwasbelasting (heffen als je bezit - zonder het verkocht te hebben - in waarde is gestegen of gedaald) meteen tot een einde kan komen. Heffing over niet gerealiseerde winsten maakt de heffing onnodig complex omdat ten behoeve van de liquiditeiten die benodigd zijn om de aanslag te betalen weer allerlei regels bedacht moeten worden.
Maar goed terug naar het rechtsherstel.
In een eerder stuk dat door de Staatssecretaris van Financiën (bijlage bij de brief van 1-2-2022) naar de kamer werd gezonden staat het volgende opgenomen, ten aanzien van de percentages die voor de hersteloperatie gekozen zijn.
2) Beschrijving rendementspercentages 2017 t/m 2021
Tabel 5 toont in de rechter kolommen de rendementspercentages die tussen 2017 en 2021 zijn toegepast in box 3. Deze rendementspercentages zijn gebaseerd op
het gemiddelde rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden;
het gemiddeld rendement voor de kapitaalmarktrentevoet van de jongste Nederlandse 10- jarige staatsobligatie (;
de koers van de MSCI Europe Standard Gross Local Index (dat is een aandelenindex) en
de ontwikkeling van de CBS prijsindex bestaande koopwoningen. .
Op 21 september 2021 heeft mijn voorganger u een specificatie van de berekeningswijze toegezonden als bijlage bij de Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer.
In de linker kolommen staat voor elk van deze vier indicatoren de waarde van het kalenderjaar. Voor de spaarrente en de obligatierente staat hier het maandgemiddelde van jaar (t), voor aandelen en onroerend goed de ultimo jaar-op-jaarmutatie.
Te zien is dat de spaarrente sterk daalt, dat onroerend goed sterk in waarde stijgt en dat aandelen sterk fluctueren.
De tabel 5 geeft een enigszins ontluisterend beeld, met name als de uitspraak van de HR in ogenschouw genomen wordt.
Je zou maar belegd hebben in obligaties bijna geen rendement of zelfs een negatief rendement, maar het is een belegging je wordt belast tegen 5,39% in 2017.
Of je zou aandelen hebben, gezien de tabel heb je gemiddeld over de 5 jaar 10% koerswinst behaald. Maar heb je dividend gekregen? Het lijkt erop dat reeds een voorschot genomen wordt op de vermogensaanwasbelasting. Echter volgens Van Dale is rendement winst. Volgens het algemene principe van “goed koopmansgebruik” hoeft winst pas genomen te worden als hij gerealiseerd is een en ander in het kader van het voorzichtigheidsbeginsel. Die voorzichtigheid zou dan beleggers niet toekomen: die moeten betalen over waardestijgingen die nog niet gerealiseerd worden. En hoe gaat dat met nog niet gerealiseerde dalingen?
Hetzelfde heeft te gelden voor onroerend goed. Als ik een woning heb die verhuurd is, zal ik als rendement de huur ontvangen, dat de woning in waarde stijgt is nog geen rendement. Sterker nog naast de huur zijn veel vastgoedinvesteerders bezig met een grote verduurzamingsslag. Deze kosten mogen dan nog eens in mindering op de ontvangen huur, dus ja rendement ik weet het niet zo net, maar zeker geen 20,4% in 2021.
Ik verwacht dat de Belastingdienst veel bezwaarschriften tegemoet kan zien, ten aanzien van de nog op te leggen aanslagen in BOX III. En degene die reeds bezwaar (ik begrijp dat er toch 210.000 bezwaarschriften BOX III liggen) indiende tegen de opgelegde aanslagen kan, zo heeft de Staatssecretaris aangegeven, als de uitkomst van de hersteloperatie niet het gewenste resultaat heeft, een verzoek tot ambtshalve vermindering kunnen doen waartegen indien afgewezen beroep open staat.
Ik weet niet of de Belastingdienst de komende jaren aan de doelstellingen van de controledichtheid toekomen.
Commentaires